Jacob Toussaint Neyts en zijn Ijverige Brugsche Jonckheijt

 

een artikel van Jozef Huyghebaert verschenen in 't Brugs Beertje 1987
een bewerking van dit artikel is ook te vinden in het Nationaal Biografisch Woordenboek
nr. 13 - Paleis des Academiën 1991

Jacob Toussaint Cary, te Brugge op 14 juni 1727 geboren als zoon van Antoon Cary en Maria Duchesne, is in 1733 samen met zijn oudere broer Frans Dominique geadopteerd door het kinderloze maar schatrijke echtpaar Neyts-Lynck. Zo zijn de twee broers de geschiedenis ingegaan onder de naam Neyts. Hun stiefvader leefde niet lang, en zijn weduwe verspeelde het familiefortuin in een dom rechtsgeding om een kasteel.
Over de merkwaardige loopbaan van Jacob Toussaint Neyts is al veel geschreven. Dat klimt allemaal op tot Goethals' biografische schets van 1838. Het onderwerp mag na anderhalve eeuw wel eens door een andere bril dan die van Goethals worden bekeken, en niets is eenvoudiger dan naar de man aan de bron te gaan: kunstschilder en biograaf Pieter le Doulx (1730-1807) met zijn Levens der Geleerde ende Vermaerde Mannen der Stad van Brugge, thans bewaard in het Brugse Stadsarchief. We geloven niet dat Goethals dit handschrift heeft geraadpleegd. Hij putte rijkelijk uit de reuzevoorraad Brugse biographica, die priester I.J. Haspeslagh hem had overgelaten. Daar was Le Doulx wel ten overvloede in geëxcerpeerd.
Voor dit gulden Beertje moeten de Brugse jaren van de twee Neytsen volstaan. En helemaal vooraan komt dan iets waar Le Doulx weinig fraais over weet: Frans Dominique en Jacob Toussaint waren de "natuerlijcke kinders" van juffrouw Cary en ene Dominirus Lynck, allebei van Engelse afkomst. Biograaf Le Doulx komt er slechter uit dan de mensen waar hij het over heeft, want met Jacob Toussaint is in het doopregister van de Onze-Lieve-Vrouweparochie alles in orde: 14 iuniļ (1727) baptisatus est Jacobus Tousanus Dominicus filius Antonii Cary et Mariae du Chesne coniugum.
Ter gelegenheid van de adoptatie werd broer Frans Dominique teruggeroepen uit het Zuidspaanse Cadiz, waar hij in een koopmanscomptoir de koophandel leerde. Onder heer Thomas Maximiliaan Neyts, baron van Kleynen, Walcourt, Izenberge enz. hoefden zulke prozaïsche bezigheden niet meer. Zo werd dezelfde jongeman nu een eersteklasse-violist en vioolbouwer. Na de financiële ondergang hielp hij kerkelijke diensten opluisteren om den brode. Daar was ook het brood van zijn onverstandige stiefmoeder bij. Het stadsbestuur stak een handje toe door hem tot kapitein van een afdeling burgerwacht te benoemen. Jacob Toussaint genoot op zijn beurt de attenties van de autoriteiten en werd in 1753 procureur van de stad. Intussen gaf stiefmoeder Margareta Lynck de geest. Daarop vertelt Le Doulx over de jongste Neyts hetgeen hier volgt: … en alzoo hij in het procureuren niet veel te doen hadde wilde het geval dat een schoolmeester met name Coucke in sijn schoole oock niet te doen hebbende, begon door kinderen die hij daer toe leerde, eenige vlaemsche tonneel-speelen te vertoonen in het huijs genaemt Nazareth . In dit huis aan de Grauwwerkersstraat, later een suikerraffinaderij, sloot Neyts zich bij Coucke aan. De vertoningen verwekten toeloop.
Hier heeft F. V. Goethals iets van gemaakt dat op het eerste gezicht nogal vreemd aandoet: "Jacob Neyts had als procureur een eerbaar bestaan kunnen leiden, als zijn privéleven onbesproken was gebleven. Hij was ondernemend en verstandig, en bezat naar buiten toe al de nodige kwaliteiten om het vertrouwen van de mensen te winnen. Maar zijn luiheid en losbandigheid maakten hem tot vriend van een Brugse schoolmeester, Coucke genaamd. Hun karakters pasten perfect bij elkaar: beiden tuk op poëzie en plezier, was de ene niet rijker dan de andere, maar zelfs in het diepste van hun miserie waren ze gelukkig"
...une semblable place qui lui aurait donné une existence honnête si sa conduite privée avait toujours été irréprochable. Il était actif et intelligent: il avait toutes les qualités extérieures pour inspirer de la confiance. L'oisiveté et le goût de la dissipation le rapprochèrent d'un maître d'école de Bruges nommé Coucke, dont le caractère sympathisait avec le sien: ami de la poésie et de la gaité, l'un n'était pas plus riche que l'autre ; mais ils étaient heureux, même au sein de leur misère.

Jacob Toussaint Neyts ontdekte zijn roeping in het geboortejaar van Wolfgang Amadeus Mozart. Prins Karel van Lorreinen, landvoogd van de Zuidelijke Nederlanden onder keizerin Maria- Theresia, vereerde de Reiestad met een bezoek, en bij die gelegenheid speelden op 22 juni 1756 de Comedianten van Brussel, zoals Le Doulx ze noemt, op het theater van de Jezuïeten het Franse zangspel Le caprice amoureux ou Ninette à la cour door Charles-Simon Favart (1710-1792 ). Dit stuk, pas een jaar eerder geschreven, was alom het voorwerp van stormloop. Het parodieerde de opera Bertoldo à la corte van Ciampi en zou op zijn beurt tot parodie inspireren, bv. in de opera Colinette a la Cour ou la double épreuve door Grétry (1782). De muziek van Ninette a la Cour was van Egidio Romoaldo Duni (1709-1775). Wat de tijdgenoten in dit stuk zo betoverde, was een mengsel van boertige elementen (die bv. de kluchtspelen van Dancourt zo succesrijk maakten) met speelse tederheid à la Marivaux. Een herderinnetje verzeilt aan het koninklijk hof en doet er plattelandse natuurlijkheid triomferen over hoofse coquetterie, een thema zo weggelopen uit de eerste opéra comique: het sprankelend Le devin du village, tekst en muziek van Jean-Jacques Rousseau (1752).
Gesterkt door de wetenschap dat de muziek bij broer Frans Dominique in veilige handen zou zijn, en door het vooruitzicht dat de Bruggelingen zouden samenstromen om mee te maken hetgeen ze zopas de groten van stad en land hadden zien meemaken, zorgde Jacob Toussaint voor een tamelijk losse bewerking, en nog hetzelfde jaar speelde het Brugs jongerengezelschap Mimi in het Hof. De gebeurtenis had dan nog wel in de gloednieuwe Schouwburg plaats. 't Comediehuis, ook wel 't Concerthuis, zo heette het in die tijd, aangebouwd tegen het bekende hotel de Koornblomme bij de oude Beurs. Een veel ruimere schouwburg zou op dezelfde plaats verrijzen in de jaren 1867-1869 en staat er nog. Zou Neyts met zijn troep dat theater hebben ingespeeld? De Brusselaars moesten in elk geval op 22 juni nog naar de zaal van de Jezuïeten. Als Neyts' gezelschap daar niet als eerste is opgetreden, zal het toch weinig hebben gescheeld, en met zijn Mimi heeft de begaafde knaap er de aanloop genomen voor een meer dan gedenkwaardige operacarrière. Ruim vijfentwintig jaar lang zou hij tot de meest beroemde burgers van de Lage Landen behoren. En sij moeten aensien worden als de eerste uitvinders der vlaemsche opera's, ofte sangkundige tonneelspeelen zegt Le Doulx van Jacob Toussaint en zijn broer. Waardige opvolgers dus van de Brugse gebroeders Hacquart, die een kleine eeuw vroeger naar Holland waren uitgeweken, waar Karel de vroegste oorspronkelijke opera op Nederlandse tekst heeft gecomponeerd.
Neyts' historische betekenis wordt in zijn vaderstad ietwat onderschat: in Van Houttes recente Geschiedenis van Brugge geen woord, en voor het portaal van de Schouwburg een metalen Papageno, waarvan de opdrachtgever wel niet zal geweten hebben dat een zoon van Jacob Toussaint in Nederland Tamino heeft gecreëerd. Laat ons hopen dat de eigen Brugse operaheld Neyts ooit naast de vogelvanger zijn sokkeltje krijgt. Dan kan achter hun rug desnoods eens De twee standbeelden worden geprogrammeerd, een opera van 1798 op tekst van Pieter Pypers en met muziek van Banholomeus Ruloffs.
De Brugse schone Catharina Jacoba de Smit heeft Neyts' prille opgang zo intens meegeleefd dat ze er boek van hield, of tenminste alles vastlegde vanaf augustus 1757, toen de jongeman en zijn troep al waren uitgevlogen: Schrijft-Boûck behelsende Alderhande Soorten van schoone ende vermaekelijcke Liedekens, soo uijt operâ als andere, met seer aengenaeme en nieuwe voijsen verciert, begonst op den 14 âugusti 1757 door mij Chatrina Jacoba de Smit (»  Mimi). Vooraan komen de zangstukken van de Opera Phaëton. Vrijaege tusschen Phaëton ende Vesta (misschien uit de tijd van het tweespan Neyts-Coucke). En daarop volgt (blz. 17-38) Opera Mimi, ofte de Opgereghte Liefde. Opera in drij acten, ghespeelt door de ijverige brûgsche jonckheijdt in het nieuw Concert huijs. Den theater verbeelt eene aengenaeme weijde rondt om met schoone frûydt boomen beplant, heel groene. 1756 … Op deze titel volgen de gezongen fragmenten, en daarachter komt dan (blz. 39-64) Opera van de Bohemienne ofte wel den bedrogen gieregaert. Opera comique in twee acten. Verthoont door de yverige brûgsche jonckheijt in het nieuw Concerthuijs op de Oûde Beûse den XXVII 9bre MDCCLVI.
Het betrof die 27ste november 1756 dus al een tweede door Neyts vetaald stuk, door dezelfde Favan in hetzelfde jaar 1755 geschreven. Dit bewijst dat Neyts na de bijval van Mimi direct doorging.
Interessant is de rolbezetting (wat ons voor Mimi ontbreekt):
Clacont den gieregaert - Roelant
Nise de vreijster - Joanna van den Hende
Brugani haer broeder - Brosen dijt Sackxke
Chapin den knecht Ozee Den beer Frand Hoestenberg
De duijvels Broes en Ozee

… Hier en wort maer alleenelijck het gesanck geschreven omredens dat mij de Spraeke soo niet en aennimeert, als het gesanck…, voegde Catharina Jacoba eraan toe. Een gedrukt Mimi in het Hof Opéra comique in dry acten. Translaet van Ninette à la Cour door J.T. Neyts, zonder plaats en drukkersnaam, maar met het jaartal MDCCLVI ( 1756), zal wel bij het daarnet aangehaald debuut van onze Ijverige Brûgsche Jonckheijdt zijn verkocht. Deze werkwijze zou Neyts zijn hele loopbaan blijven volgen.
Zo'n exemplaar moet juffrouw De Smit hebben gecopieerd, en overigens bleef Mimi haar dermate boeien, dat ze een tweede, geheel andere vertaling overnam, met name "alle de sangen van Ninette in het Hof opera in dry acten uyt het frans vertaelt en in rijm gestelt door Joannes Franciscus Cammaert tot Brussel".
Naast die veel oudere Brusselaar Cammaert (ong. 1700-1780) zal debutant Neyts voor velen een broekventje zijn geweest, maar zijn werk is beter. Allebei hun taal zit vol onzuiverheden, bijvoorbeeld gallicismen. De Bruggeling staat echter veel dichter bij de natuurlijke spreektaal. Dat kwam onder andere doordat hij niet zoals Cammaert de stukken slaafs vertaalde, maar er een bewerking van maakte. Ook persoonsnamen paste hij probleemloos aan: van Ninette maakte hij Mimi, haar vrijer Colas werd Midas, "Astolphe, roi de Lombardie", werd simpelweg Den Prins.
Van meer opera's wordt in het Schrijft-Boûck van mej. De Smit niet gerept. Neyts had zijn vaderstad vaarwel gewuifd. Het gezelschap was van halfweg april tot einde mei 1757 in Duinkerke: drie acteurs, twee actrices en enkele instrumentisten. De eerste actrice, zeer jong, zeer mooi, zong onweerstaanbaar. De stadscommandant sloeg geen vertoning over, al kende hij de taal niet.
Dat de even mooie als zoetgevooisde actrice Isabelle Stassinon heette, uit een arm Brugs gezin, en dat Jacob Toussaint Neyts haar tot vrouw nam, is sinds F. V. Goethals geen geheim. Maar onze oudste zegsman Le Doulx is ook hier nog het horen waard: een mestrapersdochter die met haar zuster 's avonds van deur tot deur zingt zet Neyts zo in vuur en vlam, dat hij, haeren vader verwillight // van sijne doghter aen hem over te laeten, voor eene somme geld.
Over de verdere loopbaan moeten we kort zijn. Het gezelschap bleef niet lang beperkt tot Bruggelingen, en dat kwam ook in de naam tot uiting: de Vlaemsche Opera ofte Sangkunstigehe tooneel.


Algemeen bekend is de grote brand van de Amsterdamse schouwburg in 1772. Neyts schijnt onvoorzichtig te zijn geweest met kaarsen. Er waren achttien doden. De Bruggeling was meteen het middelpunt van een pamflettenstrijd, waarin theaterschuwe dominees hun eeuwig refrein van de Toorn des Heeren reciteerden. Hij is dan nog jarenlang van stad tot stad blijven trekken, ook naar Amsterdam. Zijn Mimi, intussen gevolgd door dozijnen andere vertaalde Franse zangspelen, bleef alom furore maken, zeer tot verdriet van de Ieperling Karel Lodewijk Fournier, een schrijver-schilder die bekend stond om zijn hekel aan lichtzinnigheden uit het Zuiden. Hij leverde dan maar een anti-Mimi af: De gewenschte wederkomst, of Mimy in het dorp. Dit, "zedig herdersspel", is in 1780 voor het eerst gespeeld. Het is zeker niet zonder vrees, dat onze Mimy zig voor d'eerste mael vertoond, en, vermoeid van stad en hof, voor ulieden durft te voorschyn komen (...). Zy keerd weder van het hof en de stad, egter min steeds en hofs als te vooren, zegt de schrijver.
Neyts woonde vanaf 1779 te Mechelen. Een dochter huwde er met de Franse inwijkeling Jean François Baret, uitgever van de jozefistische Courrier de l'Escaut, en auteur van een boekje over zijn streekgenoot, de heilige zwerver Benoit Joseph Labre (1748-1783 ). Baret zou te Brugge onder het Directoire nog een vooraanstaande rol spelen. In 1783-1784 heeft Neyts daar te Mechelen een nieuwoperagezelschap gesticht, maar zonder veel bijval. Toen in 1789 de Oostenrijkers werden verdreven, vluchtte hij met zijn schoonzoon mee. In de vaderstad van die schoonzoon, het Noordfranse Boulogne, is hij op 8 juli 1794 gestorven. Zijn weduwe en zijn oudere broer zijn dan weer in Brugge komen wonen. De vrouw vond een huis aan de Eiermarkt, en sij hield aldaer een toebackist winckel, uijtstekende op het toonbard In Amsterdam zegt Le Doulx. Ze overleed in 1799, hebbende geweest eene der aldervoornaemste tonneelspeelsters van haeren tyd in de vlaemsche opera, begaeft synde buyten dat, met een schoonheijd en goede manieren. Eén van de kleindochters huwde met Jan Brans, de Hollander die in Brugge les heeft gegeven aan de knaap Guido Gezelle.

Post-scriptum
Hier enkele aanvullingen en rechtzettingen uit het telaat opgedoken Recueil héraldique van F. van Dycke (Brugge, 1851), blz. 254-255 (geslacht Lynch) en 302-305 (geslacht Neyts Cary). De Lynch'en waren van Engelse afkomst, de Cary's (Carrew, Carew) van Ierse.
Thomas Maximiliaan Neyts is geboren te Brugge op 6 september 1672 en overleed er op 9 september 1737. Zijn echtgenote Margareta Lynch is te Brugge geboren op 7 februari 1687. Haar moeder was een Cary .
De oudste aangenomen zoon, Frans Dominique, is geboren te Kortrijk op 29 maart 1719, en is overleden te Brugge op 8 Frimaire VI (28 november 1797) zonder nageslacht. De jongste, onze Jacob Toussaint, geboren te Brugge op 15 juni 1727, huwde met Isabelle Clara Stassinon, die zeventien jaar jonger was (geboren te Brugge op 8 oktober 1744 ). Ze hadden zeven kinderen, waarvan het oudste, Lodewijk Jacob, geboren is te Nijmegen op 25 september 1763. In dezelfde stad is hetzelfde jaar stiefmoeder Margareta Lynch overleden.

(I) F. V. GOETHALS, Lectures relatives à l'histoire des sciences, des arts, des lettres, des mœurs et de la politique en Belgique et dans les pays limitrophes, dl. III, Brussel, 1838, blz. 232-239.
Tot de beste biografen na Goethals behoren J. Stecher in Biographie nationale, XV, 1899, k. 657-662, M. Sabbe, De muziek in Vlaanderen, Antwerpen, 1928, blz. 105-115, en). de Smet, Le père de l'opéra flamand Jacques Cary dit Neyts, in: Joumal de Bruges, 4 december 1948.
(2) Zie J. HUYGHEBAERT, Het biografisch woordenboek van L.J. Haspeslagh, in: Biekorf 82(1982) 5-13.
(3) Goethals en latere biografen steunden op dit gegeven uit het doopregister. Naar het huwelijk van de ouders en het doopsel van de oudere broer Frans Dominique hebben we, weliswaar met al te weinig tijd, vergeefs gezocht. De versie van Le Doulx verdient alleszins een onderzoek.
(4)...une semblable place qui lui aurait donné une existence honnête si sa conduite privée avait toujours été irréprochable. Il était actif et intelligent: il avait toutes les qualités extérieures pour inspirer de la confiance. L'oisiveté et le goût de la dissipation le rapprochèrent d'un maître d'école de Bruges nommé Coucke, dont le caractère sympathisait avec le sien: ami de la poésie et de la gaité, l'un n'était pas plus riche que l'autre ; mais ils étaient heureux, même au sein de leur misère.
(5) J. DE SMET, Te Brugge rond 1760, in: 't Beertje, 1960, blz. 36. Was Neyts echt nog procureur toen de Comedieplaetse er was? We hebben het door De Smet aangehaald feit niet dieper onderzocht.
(6) E. WELLESZ en Fr. STERNFELD, The Age of Enlightenment, 1745-1790, Londen, New-York, Toronto, 1974 (2), blz. 204.
(7) L. MONTEYNE, Drama en toneel van Oost en West door de tijden heen, Antwerpen, Brussel, Gent, Leuven, 1949, blz. 249.
(8) H.H.L. DE LEEUWE, De brand van de Amsterdamse Schouwburg, in : Spiegel Historiael 9 (1974) 221.

« terug Spijtig genoeg beperkt het Schrijft-Bouck zich tot de 3 genoemde opera's. De rest van het dagboek bevat enkel nog "Liedekens". Ook ontbreken verdere gegevens over wat zich op het toneel afspeelt.





   » Brand in den Amsterdamsche schouwburg



» Jacob Toussaint Neyts in Nederland
…Het precieze komen en gaan van Neyts en zijn Vlaamse opera is pas sinds kort onderwerp van serieus onderzoek, evenals de samenstelling van zijn repertoire en zijn wijze van bewerken. Vermoedelijk levert de troep voorstellingen van goede kwaliteit. Tegenover de zwak vertaalde libretti stelt de troep goede zangprestaties (met een karakteristieke Westvlaamse tongval die kennelijk aandoenlijk wordt gevonden), aantrekkelijk spel en een verzorgd decor. De troep heeft zich daarom in een duidelijke populariteit kunnen verheugen.


« terug  •   ^ top

Eddy Galle - januari 2006